Sjeerp Galama (1528-1581)
Sjeerp Galama is zoon van Galo Galama en van Foek, volgens anderen Kinsck Hoxwier, werd den 25sten October 1528 geboren. Bij het ontstaan der onlusten tegen Spanje betoonde hij zich een ijverig voorstander der vrijheid van godsdienst en geweten. Als gedeputeerde bragt hij reeds, in 1566 den Stadhouder onder het oog, dat alle bewegingen, onder het volk ontstaan, het gevolg waren van de vrees, dat het blokhuis te Leeuwarden door soldaten zou bezet worden. Op den 14den December van hetzelfde jaar was hij als gedeputeerde uit Westergoo met eenigen uit Oostergoo te Leeuwarden geroepen, om eenen brief van de Landvoogdes te hooren voorlezen, waarin zij van 's Konings weigering, om aan de eischen van de Edelen en het volk gehoor te geven, berigt gaf. Hierop verklaarde Galama zich openlijk tegen Spanje, nam deel aan het verbond der Edelen en onderscheidde zich dapper in den slag bij Jemmingen, waar hij als Hopman onder Willem Lodewijk van Nassau tegenwoordig was. Hij werd hierop door Alva naar Antwerpen geroepen, doch, niet verschijnende, door hem gebannen. Hij was in 1571 tegenwoordig bij de inneming van Stavoren en hielp in 1572 Franeker bemagtigen. In den winter van dit jaar stak hij van Makkum naar Enkhuizen over zee en vervolgens te land naar Haarlem, tot den Prins van Oranje, om nieuwen bijstand van krijgsvolk te verwerven, waarmede men Leeuwarden en geheel Friesland op 's Prinsen zijde zou pogen te brengen. Toen echter het geheele gewest onder de magt der Spanjaarden gekomen was, nam hij, denkelijk naar Emden, met vrouw en zeven kinderen de vlugt, met wie hij alle wederwaardigheden des levens met voorbeeldelooze standvastigheid verdroeg. In Friesland wedergekeerd, werd hij in 1577 Grietman van Baarderadeel en Hopman over een vaandel voetknechten. In 1579 werd hij lid van het Collegie gedeputeerden van de Friesche staten, en den 5den Augustus 1580 ontvanger van de kloostergoederen zijner grietenij. Na medegewerkt te hebben tot het tot stand brengen van de Unie te Utrecht, vinden wij zijn naam niet meer genoemd. Hij overleed den 22sten Januarij 1581 op zijn slot Hoxwier te Mantgum, en werd in de kerk van dat dorp begraven. Te regt werd in het Latijnsche opschrift op zijn grafzerk gezegd, dat hij was: de roem van Friesland, een heldhaftig verdediger van zijn vaderland, groot in den raad en oorlog, een vijand van 's lands vijanden, een getrouw vriend voor zijne vrienden, een wien weinigen evenaarden.
Galama was gehuwd met His, dochter van Syts Botnia en Bauk Camstra, en verwekte vijftien kinderen. Zijne vrouw stierf den 8sten Junij 1573 en was ter zelfder plaats begraven.
(Zie te Water, Hist. van het verb. der Edel. D. II. bl. 406-409; van Sminia,Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 228-231; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl.D. II. St. VI. bl. 188.)