(Levens)Verhalen |
| Vhl-I4995-01 Gedurende de jaren 1901-1904 zet Dominicus het turfschippersbedrijf voort met het schip van zijn vader. In 1904 koopt hij bij Barkmeijer in Groningen gebouwde nieuwe ijzeren tjalk, genaamd de "Sint Antonius". Dit schip is zo genoemd omdat Dominicus' moeder een bijzondere verering heeft voor Antonius van Padua. Bij de eerste reis van het schip, gefinancierd door de bank, wordt een zo groot mogelijke lading meegenomen om zo snel mogelijk de schulden af te betalen. Er wordt niet alleen turf, maar ook een grote deklast meegenomen. Op het Tjeukemeer loopt het schip aan grond vanwege de teveel ingenomen vracht. Losduwen met de boom lukt niet, en lostrekken met het vaaranker ook niet. Na verloop van tijd komt een Urker botter langszij, die op zoek is naar een wintervoorraad turf. Met de hoeveelheid turf die Dominicus kan verkopen van het schip, komt dit weer vlot en kan de reis naar Arnhem worden voortgezet.
Nog later koopt Dominicus een nog groter schip, een Dodewaardse aak, die ook Sint Antonius wordt genoemd. Met dit schip worden stenen voor de huizenbouw in Nederland en Duitsland vervoerd. |